Chocola hoort bij de winter: chocoladeletters en -kransjes, chocolademelk op de ijsbaan. De grondstof voor chocola bestaat uit gefermenteerde en gedroogde zaden of bonen van de cacaoboom. Die groeit in landen rond de evenaar, oorspronkelijk komt de boom uit Midden-Amerika en het noordelijke deel van Zuid-Amerika. die groeit in Midden-Amerika en het noorden van Zuid-Amerika. Daar maakten Maya’s en Azteken een warme drank van de bonen, die op smaak werd gebracht met rode peper, vanille en andere ingrediënten die nog onbekend waren in Europa. Eenmaal in Europa bekend, werd chocoladedrank nog steeds met water in plaats van melk gemaakt, en met gedroogde rode peper op smaak gebracht. In de zeventiende eeuw verschenen allerlei pamfletten en boeken over deze nieuwe drank, en over thee en koffie die in dezelfde periode populair werden. Waren ze gezond, of juist slecht voor de gezondheid? De Nederlandse arts Cornelis Bontekoe prijst de dranken aan, zeker als alternatief voor alcoholische dranken. Anderen vonden het drinken van heet vocht juist gevaarlijk.
CACAO ALS SPECERIJ
In de keuken beschouwde de kok cacao als een specerij. Nog steeds zijn er Spaanse recepten voor patrijs in chocoladesaus. Maar in onze streken gaat cacao steevast gepaard met suiker. Al in de achttiende eeuw zijn er recepten voor chocoladeijs, chocoladekoekjes, en chocoladevla. De chocola die oorspronkelijk werd gebruikt voor deze gerechten komt misschien het dichtst in de buurt van pure chocolade, maar dan zonder vanille die tegenwoordig standaard erbij wordt gedaan.
CHOCOLADEFLIKKEN EN CACAOPOEDER
Cacaobonen bestaan voor meer dan de helft uit vet, cacaoboter. Pure cacaoboter is wit van kleur. In de achttiende eeuw werd dat vet nog niet gescheiden van de cacaomassa, dat gebeurt sinds 1825 door een uitvinding van Casparus van Houten. Zijn zoon Coenraad mengde daarna alkalische zouten door cacaopoeder, waardoor het makkelijker in gebruik werd. Voor die tijd kon je wel al chocoladeflikken kopen, ronde, platte tabletten van chocola die bestond uit ongescheiden cacaomassa en cacaoboter. De naam flik kwam van Caspar Flick, die in 1745 in Amsterdam een chocoladefabriekje was begonnen. Sinds 1799 heetthet bedrijf Erven Caspar Flick.
EEN RECEPT VAN DE BANKETBAKKER
Als toetje bij het kerstdiner is het misschien te eenvoudig, maar dit is wel een feestelijk gerechtje, chocoladevla uit de achttiende eeuw. De smaak is bijzonder omdat de vla is gemaakt met rode wijn. Het recept komt uit een leuk boekje van de Amsterdamse banketbakker Gerrit van den Brenk. Tussen 1752 en 1760 publiceerde hij vier deeltjes waarin hij zijn vakgeheimen uit de doeken doet. Ze heten T’zaamenspraaken tusschen een mevrouw, banketbakker en confiturier en de tekst begint ook als een toneelstukje: de banketbakker is bij ‘een Mevrouw’ thuis uitgenodigd omdat zij graag wil leren hoe zij taarten en gebak moet maken. Ze zit al klaar met papier, pen en inkt om alles op te schrijven en Gerrit begint te dicteren. Na het eerste recept klaagt de mevrouw dat het wel veel schrijven is, maar ze houdt vol. Sterker nog, daarna ontbiedt ze een confiturier om van hem te leren hoe je vruchten en noten konfijt en allerlei soorten jam maakt. In de deeltjes die volgen staan nog meer recepten voor allerlei soorten gebak, maar ook hoe je een feestelijke desserttafel kunt maken, versierd met allerlei beelden van suikerwerk. Er is zelfs een recept “om salade op een dessert-tafel te doen groeien in de tijd dat het gezelschap daar aan zit”. Heel praktisch zijn de recepten voor brandzalf en wondzalf waarmee het vierde deel besluit, want gebrande suiker is héél heet.
Gerrit was een handige jongen. Hij stelde zijn recepten ter beschikking aan de Amsterdamse dames die bij hem in de winkel kwamen, en in zijn voorwoord biedt hij niet alleen aan om in persoon uitleg te komen geven aan huis als er iets niet duidelijk is, maar hij kan ook de benodigde spullen leveren om de recepten te maken. Mensen buiten Amsterdam kon hij op afstand helpen, als ze maar een gefrankeerde envelop meestuurden met hun brief. Dit recept komt uit het de allereerste ‘Tzaamenspraak’ uit 1751, waar ook citroenvla en bessenvla in staan. Gerrit noemt het gerecht sucolade-vlaa. Het is simpel en snel klaar. De kaneel staat niet in het oorspronkelijke recept, maar is er wel lekker in. Iets anders is weggelaten: de vla werd bereid met wat bolus, een kleisoort die tegenwoordig als gezichtsmasker wordt aangeprezen. Rode bolus werd in de achttiende eeuw gebruikt als kleurstof in gebak. Maar de vla is zo ook prachtig donker van kleur, en voor de structuur (klei is vettig) is het ook niet nodig.
RECEPT CHOCOLADEVLA MET RODE WIJN
Nagerecht voor twee tot vier personen; voorbereiding 5 minuten; bereiding 10 minuten.
Ingrediënten
1 ei | 2 eidooiers | 3 dl rode wijn | 40 gr chocoladereep van 60 tot 70% cacao | 80 gr suiker | ½ tl kaneelpoeder
Bereiding
Leg de chocoladereep een half uurtje in de koelkast, want door de warmte van je hand kan de chocola te snel gaan smelten. Rasp de reep dan op een grove rasp. Scheid van twee eieren de dooiers en het wit. Doe de twee dooiers en het hele derde ei in een hoog pannetje, en klop goed door elkaar. Meng wijn, chocoladerasp, kaneel en suiker door de geklopte eieren. Zet de pan op het vuur en verhit zachtjes terwijl je blijft kloppen met een garde of handmixer tot de vla is gebonden, ongeveer tien minuten. Laat de vla niet koken, want dan kan hij schiften en moet je opnieuw beginnen. Giet de vla in vuurvaste glaasjes of kommetjes, dek die af met plasticfolie.
Serveren
Serveer lauwwarm of koud uit de koelkast, met slagroom. De vla is ook lekker om als saus over stoofperen te gieten. De alcohol die in de wijn zat is door de verhitting verdampt.
BRONVERMELDING
Gerechtfoto chocoladevlakers © Christianne Muusers – Coquinaria.
Cacaopeulen – Theobroma cacao, (A. Bernecker, 1867): Naturalis Biodiversity Center/Wikimedia Commons.
Flik-reclameposter – Chocolademelk op de schaatsbaan – Johann Georg van Caspel, 1897, Rijksmuseum.